Het verhaal achter de foto

Door Joost Demmink

Voor de buurtbewoners is het haast een iconische foto, zo vaak kom je hem tegen. Fotograaf Sjors Visscher legde het tafereel vast in de zomer van 1952. Op de achtergrond, linksachter, staat het badhuis waar gegoede “stadjers” – zoals bewoners van de stad Groningen wel worden genoemd – tegen betaling een bad konden nemen. De veranda voorlangs is inmiddels verdwenen, maar verder is het “in Chaletstijl ontworpen” gebouw uit 1880 ook in 2019 nog altijd moeiteloos herkenbaar.

Zomer 1952, met het “loezenbad” op de voorgrond, op de achtergrond het badhuis en het “heerenbad”
Foto: Sjors Visscher, Fotobedrijf Piet Boonstra

Wat verder naar rechts staan houten kleedkamers in twee verdiepingen opgesteld. Deze zijn al lang geleden verdwenen en er zijn inmiddels huizen voor in de plaats gekomen.
Maar de gebouwen maken de foto nog niet de uitbundig levende plaat die het is. Dat is volledig de verdienste van het “loezenbad” op de voorgrond. Liever gezegd, het zijn de kinderen in dit armeluisdeel van het zwembad, pal langs het spoor. Ze verzamelen zich rond een kletterende straal water en blijkbaar hebben een paar jongens op de voorgrond de fotograaf in de smiezen. Fanatiek proberen ze nu de aandacht op zich gericht te krijgen door te zwaaien en te schreeuwen. Je kunt niet anders dan je afvragen wat er van ze terecht is gekomen. Ver in de zeventig zijn ze nu waarschijnlijk, de allerkleinsten op de foto. Zouden ze nog weleens terugdenken aan deze vrolijke zomerse middag?
Het zou trouwens één van de laatste zomers in dit zwembad blijken te zijn, want twee jaar later, in 1954, werd de Gemeentelijke Bad- en Zweminrichting tussen de Paterswoldseweg en de Kleine Badstraat 74 jaar na de opening gesloten. Vanaf 1955 konden de kinderen op de foto terecht in het nieuwe openluchtzwembad, de Papiermolen.

Acht jaar was nodig geweest om op het stukje grond tussen het Hoornsediep en het Verbindingskanaal naar het Hoendiep een bad te realiseren. Gemeenteraad, Gedeputeerde Staten, Waterschap Westerkwartier, de Staatsspoorwegen en niet te vergeten de eigenaar van het grondstuk – iedereen meende er iets van te moeten vinden toen dr. L. Ali Cohen in 1872 zijn “plan tot oprigting van eene bad- en zweminrigting” presenteerde. Als voorzitter van de Vereeniging ter Bevordering van de Volksgezondheid maakte dr. Cohen zich zorgen over de kwaliteit van het water in de Groninger stadsgrachten, die op warme zomerdagen gevuld werden met zwemmers. Het beoogde stuk grond leek ideaal voor een “bad- en zweminrigting”, zoals het ook in het gemeenteraadsverslag van 28 september 1878 genoemd werd. De locatie, net buiten de stad en ingeklemd tussen twee kanalen met stromend water, zou in elk geval regelmatig verversen van het zwemwater mogelijk maken. Twee waterbassins werden met buizen verbonden met het Hoornsediep, waar het verse water kon binnenstromen. Aan de andere zijde vond het “onreine water een uitweg”. Op 1 juni 1880 was het eindelijk zover dat in het bijzijn van burgemeester en wethouders de feestelijke opening van het eerste openluchtzwembad in Groningen plaats kon vinden.

Van de twee bassins was het noordelijke deel, het “heerenbad”, bestemd voor betalende bezoekers. Niet-betalende bezoekers waren aangewezen op het zuidelijke bassin aan het spoor, dat al gauw de bijnaam “loezenbad” kreeg. Beide bassins hadden een ondiep en een dieper deel en wie in het diepe toegelaten wilde worden, moest eerst een proeve van bekwaamheid afleggen. In het loezenbad was een speciale kooi geplaatst waar nieuwkomers aan een soort hengels hun eerste slagen konden uitproberen, zorgvuldig afgeschermd zodat de bezoekers zich niet hoefden te schamen voor hun onbeholpen pogingen. Ook zorgvuldig afgeschermd waren de vrouwen en meisjes. Voor hen was tot vlak na de oorlog het bad geopend van 9 tot 12, wanneer de mannen aan het werk waren.

Het “heerenbad” vlak na de opening in 1880
Foto: J.G. Kramer, Groninger Archieven, 1879-1886

In de loop der jaren nam de belangstelling voor zwemmen steeds meer toe en er kwamen dan ook meer mogelijkheden in Groningen. Zo werd in 1925 het Helperbad geopend en in 1933 het Noorderbad. Beiden waren overdekt. Op warme dagen konden zwemmers voorlopig nog terecht aan de Kleine Badstraat, zoals het straatje inmiddels was gaan heten. Maar de zomer van 1954 was toch echt de laatste in het oude bad, dat plaats moest maken voor de moderne Papiermolen.

Na 1954 nam de tabaksfabriek van Niemeyer – toen nog Theodorus Niemeijer N.V. – de locatie over. Men deed aanvankelijk weinig met de bassins waarin gedurende ruim zeven decennia vele generaties stadjers hadden gedobberd en gezwommen. Pas in 1958 verdween het water definitief van de Kleine Badstraat, tot groot verdriet van sommige stadsbewoners. Op 3 januari 1959 lamenteert een columnist in het Nieuwsblad van het Noorden in lyrische termen over de teloorgang van het zwembad langs het spoor. “In het oude zwembad smijten ze met zand” luidt de kop van de rubriek ‘Deze Stad’:

Een trieste verlaten plek is bezig aan het oog van de reiziger onttrokken te worden. De oude gemeentelijke Bad- en Zweminrichting in de Kleine Badstraat, ook wel “Badstraat genoemd, wordt vijf jaar na de sluiting in 1955 volgestort met het puin van haar eigen badmuren en duizenden kilo’s zand dat van het werk stadsuitbreiding op de Grote Markt wordt aangevoerd.

En dan, na deze nog wat zakelijke inleiding (met incorrect jaartal!), laat de auteur de sluizen eens flink opengaan:

Begin november van het juist heengevloden jaar werden de baden, het ondiepe, het grote en het “luizenbad”, drooggelegd, waarbij naar hartenlust op de hierin klaarblijkelijk uitgezette karpers werd gevist. Geweldige karpers waarvan de bijzondere afmetingen niet in het visserslatijn werden beschreven. Tien duizend kubieke meter zand, juist wat men op de Grote Markt kwijt wil, zal het terrein van 5000 m2, waar eens tienduizenden stadjers in de zwemkunst werden ingewijd en op hete dagen vrolijk in het water wentelden, tot op straatniveau moeten ophogen. Het ondiepe bad is reeds door bergen zand aan het oog onttrokken en thans storten de zandwagens hun vracht uit over het grote bad van vijftig bij vijfentwintig, de herinnering aan een koene duik bedekkend.

En hier blijft het niet bij, want onder een foto met flauw onderschrift over droogzwemmen blijkt dat de deuren nog veel verder open kunnen:

De regengoden schenen met weemoed aan die voorbije tijd te hebben teruggedacht en ijverden om hun gedachten met een daad tot de terugkeer beloond te zien, de baden weer op zwem- dartel- en plaspeil terug te brengen. Maar het gulgeschonken water zal in godentranen veranderen wanneer het door de stadsriolen wordt weggeleid. Alleen zullen dan nog de verveloze badhokjes, waaruit zovele emotionele gezangen en kreten over het water klonken, blijven staan. Totdat ook zij plaats moeten maken voor de opslagloodsen van Theodorus Niemeijer N.V. die deze historische plek eens en voor altijd zullen bedekken.

Geen zwaaiende kinderen meer dus, maar een opslagplaats en parkeerterrein. Maar, anders dan hierboven gevreesd, bleek die treurigheid niet “eens en voor altijd”. Begin jaren negentig werd de plek omgebouwd tot het huidige groene stadsplein met huizen en een speeltuintje. Vanaf dat moment keerden de spelende kinderen weer regelmatig terug. Het zand van de Grote Markt en het puin van de badmuren blijken er nog altijd te liggen, nu bedekt onder een grasveld. En ook het oude badhuis kreeg in die tijd weer een beetje van de oude glans terug. In 1994 kreeg het een nieuwe bestemming, deels als buurthuis en deels als woning en atelier. In 2010 kreeg het badhuis de status van gemeentelijk monument.
De locatie is al lang niet meer het rustige plekje net buiten de stad, dat het in 1880 nog was. De buurt is opgenomen in de drukte van de stad, met steeds meer nieuwbouw, een wirwar aan wegen, fietspaden en – binnenkort – een wel heel erg grote tunnel. Maar het buurtje rond het oude zwembad leeft weer. De schrijver van rubriek Deze Stad zou vast tevreden zijn geweest.

Nieuwsblad van het Noorden, 3 januari 1959

Bronnen

Plaats een reactie